Het Zwartblesschaap
De zwartbles hoort bij een groep schapen die een bepaald kleurpatroon vertegenwoordigen dat door erfelijkheidsonderzoekers “six point white” wordt genoemd. De hoofdkleur is zwartbruin, daarbuiten zijn er zes witte plekken, te weten op de kop, de vier benen en de staart. De ongehoornde zwartbles staat qua bouw tussen de texelaar en het Fries melkschaap in. Het is armer gespierd dat de texelaar, staat hoger op de benen terwijl de wol wat grover is. Het uier van een zwartbles ooi is goed ontwikkeld en de vruchtbaarheid is groter dan die van de texelaar.
Onder de fokkers bestaat nog altijd geen overeenstemming over de vraag hoe de zwartbles ontstaan is. Sommige oud-fokkers noemden de zwartbles vroeger ook wel verbeterde schoonebekers. Het is maar zeer de vraag of alleen de schoonebeker de zwartbles gevormd heeft maar een kern van waarheid bevat de redenering wel. Het is de moeite waard om de historie van de zwarte schapen al of niet voorzien van “kol” of “bles”na te gaan. Numan noemt een telling uit het begin van de negentiende eeuw. Daaruit blijkt dat op de Veluwe nog geen 2% der schapen zwart is. Voor het gebied van Zutphen rekent Staring van den Wildenborch op ca. 10%. Onder de Kempische heideschapen treft men hoogstens 2-3% zwarten aan. In Friesland op de klei was het aantal beduidend lager, ca. 1%, in Groningen echter 4-5%. In de provincies Noord- en Zuid-Holland kwam zwart eigenlijk niet voor.
Op Texel werd in 1833 een ½% geteld, in 1900, 3%. Onder de Drentse heideschapen kwam zwart regelmatig voor. In de Friese Woudstreek bedroeg het toen 4-5%. Foto’s uit de twintigste eeuw van de Drentse kudden laten tientallen zwarten en zwartblessen zien. Afbeeldingen van de nu verdwenen kudde van ’t Haantje tonen zwartblesschapen die naar het schoonebeker type neigen. In Friesland was een behoorlijk potentieel aan Drentse heideschapen aanwezig die verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor deze kleuraftekening. Daarnaast vond echter belangrijke handel van schoonebekers plaats die hier niet onvermeld mag blijven.
Eind negentiende en begin twintigste eeuw werden veel schoonebekers, voornamelijk lammeren, door Friese kooplui op de markt te Norg opgekocht. Deze dieren werden, zoals toen gebruikelijk was, te voet naar de markt gedreven, via Wezup. De lammeren werden doorverkocht aan boeren uit Noord-Friesland waar zij op goede weide voorspoedig opgroeiden.
Heden
Men fokt al tientallen jaren met zuivere zwartblessen, waarbij zorgvuldig geselecteerd werd op aftekening, gespierdheid, melkgift, type en wolkwaliteit. Van de schoonebekers zouden deze schapen de opgerichte hoofdhouding de rammen-neus en de eigenschap om gemakkelijk te werpen hebben gekregen. De grote melkgift en vruchtbaarheid komt naar alle waarschijnlijkheid bij het Friese melkschaap vandaan en de goede vleeskwaliteit zou te danken zijn aan het oude type boeren texelaar. Al deze goede eigenschappen hebben het zwartbles schaap gemaakt tot wat het vandaag is. Een economisch rendabel en mooi schaap.